
Deel 7: De ontdekking
door R v/d Sterren
. . . .Maar toch kreeg ik de kans om hem te overwinnen en doodde hem. Daarna ging ik naar buiten en volgde het pad naar het bos. Daar kwam ik zonder verdere problemen aan en ging het bos in. Nadat ik een heel eind het pad gevolgd had zag ik een stuk verder een open plek. Althans, dat leek zo, want ik zag daar veel licht; De zon scheen daar direct op de grond. Heel behoedzaam liep ik er op af terwijl ik mij tussen de bomen verborgen hield. Bij de open plek aangekomen bleef ik even verbijsterd staan kijken, want midden op de open plek stond een enorm standbeeld van een reuzendraak. Het beeld was geheel van goud en zat vol met ede1stenen. De ogen waren enorme robijnen; zulke grote had ik nog nooit gezien. Voor het beeld stond een altaar, en daarvoor stond een wezen gehuld in een goudgeel gewaad. Verschillende wezens lagen op hun knieën op de grond. Ze waren a11emaal in het groengrijs gekleed. In het midden van het voetstuk kon ik een groot rond gat zien, rondom het beeld stonden verschillende schalen met vruchten en andere etenswaar. De man in het goudgele gewaad draaide zich om. Daardoor kon ik zijn gezicht zien. Het leek van die afstand op een menselijk gezicht. Dat stelde mij een klein beetje gerust. Het waren in elk geval mensen.
Na geruime tijd stonden de mensen op en gingen in tegenovergestelde richting het bos in. Ook de man in het goudgele gewaad ging het bos in. Ik bleef nog een tijdje kijken, ging toen naar het beeld toe en bekeek het van naderbij. Het was inderdaad van goud. Terwijl ik stond te kijken nam ik wat van het eten dat erbij lag. Het fruit kende ik niet, maar het smaakte goed. Er stond ook nog een karaf met de een of andere wijn. Daar nam ik ook wat van. Nu voelde ik mij een stuk beter. Ik bekeek het gat in het voetstuk eens van naderbij en zag dat het beeld hol was. Er liep een trap naar boven. Ik keek naar boven en zag dat het daar licht was. Met mijn zwaard in de hand ging ik de trap op. Helemaal boven gekomen hoorde ik iemand praten, maar ik hoorde maar één stem, er kwam geen antwoord. Ik ging naar de doorgang en keek heel voorzichtig naar binnen. Daar zat een oude man. Ik schatte hem een jaar of 60 à 70. Hij zat aan een eenvoudige tafel. Hij was ook heel eenvoudig gekleed. Ik stapte naar binnen. De man keek verschrikt op, sprong van zijn stoel en ging naar de opening in het beeld, die volgens mij de bek van de draak moest zijn. Ik zei dat ik geen kwaad in de zin had en dat ik alleen maar een paar vragen had. De man bleef mij wantrouwend aankijken. Ik liet hem zien dat ik het goed bedoelde en stak mijn zwaard weg. De man vroeg wie ik was en wat ik hier deed. Ik zei dat ik Doland van Smitse heette en dat ik schipbreuk had geleden. Verder vertelde ik in het kort hoe ik op het eiland gekomen was en wat ik zoals beleefd had. De man keek naar mijn zwaard en zei dat dat het zwaard van zijn vriend was die in de grot gedood was. Hijzelf was ontsnapt, ontdekte vervolgens dit beeld en kwam te weten dat de bevolking van dit eiland het aanbad. Hij ging erin wonen, en wanneer het nu onweert spreekt hij tot de bewoners; maar zij kunnen hem niet verstaan. Daarom denken zij dat hij hun god is, die in het beeld is gaan wonen. Vandaar ook dat eten en drinken. “’s Avonds haal ik het naar binnen en eenmaal per week komen zij nieuw voedsel brengen.” Ik vroeg hem wie die andere wezens waren.
“Die wezens dat zijn kakakieken. Het moet vroeger een soort krokodillen geweest zijn. Maar ze zijn door de een of andere tovenaar tot kakakieken omgetoverd om hem te helpen op dit eiland. Hij heeft ook dit beeld laten maken. Er zijn nog vele ruimtes in dit beeld waar ik nog nooit geweest ben; ik durf niet zo best.”
Ik vroeg hem hoe lang hij al hier was.
“Ach zo’n 40 lentes”, zei hij.
Hij bood mij nog wat eten en drinken aan en gaf mij een wat vreemd gevormde staf.
“Met deze staf kun je in alle ruimtes komen van dit beeld, als je daar zin in mocht hebben.”
Ik zei dat ik dat wel wilde.
WORDT VERVOLGD. . .
Geef een reactie