
Ah, Pasen. De tijd voor eieren zoeken, konijntjes, en⊠heksen? Zoals folklore wetenschapperFredrik Skott schrijft, zijn paasheksen in feite een langdurige Zweedse traditie.
Skott traceert het idee van de paasheks tot de zestiende eeuw, toen een angst voor heksen als handlangers van Satan in Zweden arriveerde. Tijdens heksenjachten in de jaren 1660 en 1670 werden verscheidene duizenden mensen berecht omdat ze een pact met de duivel zouden hebben gesloten. Honderden werden terechtgesteld.
Een verhaal dat de Zweden in die tijd vertelden was dat heksen naar een plaats genaamd BlĂ„kulla vlogen om met Satan te communiseren op heksensabbatten, waarvan vaak gezegd werd dat die met Pasen plaatsvonden. De vervoermiddelen konden bezems, palen, koeien, of zelfs mensen zijn – als ze maar ingevet waren met zalf die in door de duivel zelf verstrekte hoorns bewaard werd. In BlĂ„kulla keerde de gewone wereld om: heksen zaten rond een naar buiten gerichte tafel, oude mensen werden jong, en vrouwen namen de rollen van mannen over.
Skott schrijft dat het geloof in BlÄkulla eeuwenlang overleefde. In het midden van de negentiende eeuw was het Zweedse Pasen veel dingen: een heilige christelijke feestdag, een feestelijke werkvrije dag die met grappen gevierd werd, en een tijd van echte angst voor heksen. Mensen staken vreugdevuren aan en schilderden teer kruisen op hun schuurdeuren om het kwaad af te weren. Tegen die tijd waren in heel West-Zweden ook veel mensen begonnen zich met Pasen als heks te verkleden.
In de traditie van de paasheks trokken tieners en jonge volwassenen binnenstebuiten gekeerde versleten kleren aan. Verkleedpartijen waren gebruikelijk: Jongens konden verschijnen als oude heksen, terwijl meisjes de rol van mannelijke paastrollen konden spelen. Deelnemers beschilderden hun gezichten of droegen stoffen of papieren maskers, vaak met haar en wenkbrauwen van mos. Sommigen droegen bezems, hoorns, of koffiekannen die de feesten van BlÄkulla symboliseerden.
De gekostumeerde heksen trokken door de stad, waarbij ze soms streken uithaalden in een poging de mensen ervan te overtuigen dat er echte heksen door het land zwierven. Dat kon betekenen dat ze wagens omstootten, op andermans paarden reden en die bezweet en vermoeid achterlieten, of op daken klommen en as door schoorstenen goten. Ze konden ook bij huizen stoppen, bedelend om iets te eten of om een slok schnaps.
Vaak bezorgden de gemaskerde heksen en trollen anoniem “paasbrieven”, soms door ze samen met een blok hout naar een huis te gooien en te vluchten voor ze gepakt konden worden. De brieven bevatten meestal een schildering van een heks en vaak een vers dat de lezer uitnodigt mee te doen aan de heksensabbat. De versjes konden gewoon speels zijn, of ze konden een belediging bevatten aan het adres van een ontvanger van wie men meende iets verkeerds gedaan te hebben.
Skott merkt op dat de traditie van paasheksen ook nu nog voortleeft, in een heel andere vorm. Voor Witte Donderdag of Paaszondag verkleden groepjes jonge meisjes zich in schorten en zakdoeken en bezoeken buren of familieleden, waarbij ze liedjes zingen of tekeningen uitdelen in ruil voor snoep of geld. Net als konijntjes en kuikentjes zijn ze schattig en volkomen onbedreigend, een vage herinnering aan de wilde Paasheksen van weleer.
Originele tekst van Livia Gershon
Verschenen op jstor.org
Geef een reactie